De Vooruit – Swans en musette

Op het eerste zicht, kunnen we het niet laten om ons het verleden van het gebouw in te beelden. Het begin van de twintigste eeuw stond in volle bloei, met de opkomst van een arbeidersbeweging die zich verenigt en een structuur wordt. Het was noodzakelijk om locaties op te richten om zijn macht te ontplooien en er zijn activiteiten te organiseren. De Vooruit ontstaat uit en door deze beweging, op de oever van een omleidingkanaal dat gaat van de Schelde naar Gent, middenin een toenmalige arbeiderswijk. Wat in het begin Feestlokaal van Vooruit werd genoemd, stond vooral voor een feestzaal bestemd voor de arbeidersklasse ook al was er ook een theaterzaal, een bioscoop, een café en een restaurant. Honderden koppels werden gevormd door ontmoetingen die plaatsvonden binnen zijn muren. Ze dansten op musettes die vandaag in de vergetelheid zijn geraakt, ze wisselden liefdeswoorden uit en verzegelden vervolgens hun verbintenis met diverse vormen van huwelijksvermogensstelsels.

De historische kronieken van de Stad Gent geven aan dat de Vooruit op zijn hoogtepunt was in de periode tussen de twee wereldoorlogen, maar een achteruitgang kende op het einde van de jaren veertig. Opvallend is dat deze kronieken weinig vertellen over de trage wedergeboorte van de locatie bij de aanvang van de jaren 80 met de organisatie van meer en meer concerten. De Vooruit zal zich dan als onafhankelijk sociaal-cultureel centrum profileren en zal genieten van renovatiewerken in verschillende fasen.

Het is niet gepast om hier de talrijke affiches die zijn deuren gedurende verschillende decennia bekleedden op te noemen. Memorabele concerten vonden er plaats. Kriskras door elkaar, herinnert men zich het optreden van The Cure in 1980, van Siouxie and The Banshees twee jaar later ; in de jaren negentig Sonic Ik beeldde me een bal in. Een bal in de jaren 30. Koppels die de weg kwijt zijn in de onbezorgdheid van hun omhelzing. Een pas de deux. Lange avondjurken, deftig geklede heren.Youth, Cranes, Morphine, het begin van ‘I Love Techno’ ; in de jaren 2000, Killing Joke, Marc Ribot ; en meer recent Russian Circles. Maar, als er één concert is dat in de annalen staat gegrift is het waarschijnlijk dat van Nirvana in de herfst van 1991. ‘Nevermind’ was sinds twee maanden uitgekomen en kende een razendsnel succes. Het concert was uitverkocht en slechts een paar journalisten kregen de kans om de groep die avond te interviewen. In een televisiegesprek, bij het stellen van de vraag van een journalist van de RTBF die wilde weten waarom ze steeds weer hun gitaar kapot maakten, antwoordde Cobain laconiek met twee symbolische woorden : “Satisfaction, Climax” terwijl Novoselic, meer ondeugend, toegaf dat ze op die manier geen bisnummers moesten spelen.

Mijn persoonlijk hoogtepunt in de Vooruit dateert van nog vroeger. In juni 1988, toen ik naar Swans kwam kijken en luisteren. Ik had daarnaast ook gesolliciteerd om de groep te interviewen. Het was voorzien om dat vóór het concert te doen, maar door één of andere reden gebeurde het na het concert. Ik herinner me mijn bekommernis om Michael Gira te solliciteren, hij was blijkbaar uitgeput door zijn prestatie, had absoluut geen goesting om de onnozele vragen van een snotaap te beantwoorden. We zaten in een slecht belichte loge, ik had mijn Sony recorder op een tafel in wit formica gelegd en wachtte totdat Gira op mijn vraag wilde antwoorden. Hij leek bezorgd, zelfs gestoord. Door een tussenkomst van één van zijn muzikanten, heb ik verstaan dat hij op zoek was naar Jarboe die onvindbaar was sinds ze het podium verlaten had. Gira vroeg me om hem te volgen en ons gesprek al lopend voort te zetten. We wandelden door de gangen, waarvan ik niet eens wist dat ze bestonden. De achterkant en het verdiep van de Vooruit leken me reusachtig. We kwamen uiteindelijk aan de toiletten waar Jarboe naast een lavabo stond, lijkbleek, leeg, vuil geschminkt. Ze hebben een paar woorden uitgewisseld. Ik wilde geen toeschouwer zijn van het spektakel, ik voelde me te veel. Ik ben dus weggeglipt.

Ik ging terug naar de zaal die nu leeg was. De roadies trokken karren vol materiaal en kabels. Ik bleef een poosje geleund tegen het Nadar hek dat de muziekinstallatie beschermde. Ik wachtte. Ik hoopte dat Gira terug zou komen om ons gesprek te eindigen waarvoor weliswaar geen einde voorzien was. Mijn ogen richtten zich op versieringen in stucwerk op de balkons. Ik beeldde me een bal in. Een bal in de jaren 30. Koppels die de weg kwijt zijn in de onbezorgdheid van hun omhelzing. Een pas de deux. Lange avondjurken, deftig geklede heren. Gedimde lichten. Die Vooruit bestond niet meer en zou nooit meer bestaan. Hij was voortaan gewijd aan de industrie van de podiumkunsten die zijn naam niet wilde zeggen.

Daar, met mijn billen geplakt tegen het Nadar hek, afgepeigerd, met een plastieken bekertje lauw bier in mijn hand, dacht ik aan de woorden van het nummer van het album ‘Children of God’ van Swans, ‘Blind Love’ : “I am a dead man. I am a cold dead man. I am unkind. Feel my hand. Feel my dead hand. Need my love. Need my blind love.” Gedurende één seconde, leek het of ik een hand aanraakte. Een hand in een vertraagde beweging. De hand van een danser. Een danser die lang geleden overleden is.

Eric Therer