“From Brussels With Love is the reminder -without really trying, without being
obvious- that pop is modern poetry, is the sharpest, shiniest collection of
experiences, is always something new.” NME writer Paul Morley
Als de levendigheid van een muzikale scène wordt gemeten volgens zijn impact naar buiten toe, buiten de grenzen waarin hij is opgegroeid, dan kunnen de jaren 1980 in België worden herdacht als een soort gouden eeuw. Het is de periode waarin enkele buitengewone labels een merkwaardig cataloog aanboden die bij ons maar ook voornamelijk in het buitenland gretig zal worden opgevolgd voor de artiestenselectie en voor de unieke identiteit die ze aan het uitvinden waren. Crammed Discs, Les Disques du Crépuscule, Sub Rosa en Igloo, gaan ieder op hun manier een nieuwe visie van de muziekproductie en -uitgave invoeren en bijdragen aan de openheid tussen de genres zoals we die nu kennen.
De jaren 1980 vangen zowel in België als overal in Europa aan met een vloedgolf van onafhankelijke labels, gebaseerd op het hybride erfgoed van de tegencultuur van de jaren 1960 en de autoproductie komende uit de punkbeweging. Of het nu gaat om kunstcollectieven die op zoek zijn naar meer controle over hun eigen werk, of curators die een visie willen ondersteunen, de convicties en de standpunten die hebben geleid tot het ontstaan van deze labels hebben met elkaar gemeen de angst voor recuperatie en misbruik (ideologisch of financieel) door de traditionele media en een duidelijke intuïtie van de noodzaak om afstand te nemen van de opgelegde paden, die hen aanzetten om de etiquettes te omzeilen, de toenadering van stijlen die eerder afgesplitst waren te verkennen en de combinatie van artistieke praktijken die tot nu toe gescheiden waren aan te gaan. Een aantal persoonlijke parcours gaan elkaar op deze manier kruisen en buitengewone structuren doen ontstaan die labels, alternatieve distributie- en promotienetwerken, concert- en vooral eventorganisaties zullen omvatten.
Op die manier lanceert de choreograaf Frédéric Flamand in 1979 in Brussel een concertzaal van het nieuwe genre, de Plan K, met als partners de journalisten Michel Duval en Annik Honoré. De locatie, gelegen in een oude raffinaderij in de Manchesterstraat in Molenbeek, zal snel bekend worden voor zijn transversale benadering van de genres, door in deze labels hebben met elkaar gemeen de angst voor recuperatie en misbruik (ideologisch of financieel) door de traditionele media en een duidelijke intuïtie van de noodzaak om afstand te nemen van de opgelegde paden
éénzelfde avond een mengeling te bieden van theaterperformances, filmprojecties, litteraire happenings en muzikale events. Op 16 oktober, bijvoorbeeld, stond er op het programma van een multimedia feest zowel een concert van Joy Division en van Cabaret Voltaire als een babbeltje met de schrijver William S. Burroughs. De Plan K had zijn zalen overvol tijdens grote evenementen zoals de befaamde Nieuwjaarsfeestjes en kreeg een hoop artiesten over de vloer die toen de top van de opkomende avant-garde voorstelden : Echo and the Bunnymen, Orange Juice, Josef K, Teardrop Explodes, The Slits, The Pop Group, James White, The Human League, Bill Nelson, Richard Jobson , Vini Reilly, A Certain Ratio, Section 25, of expats zoals Winston Tong van Tuxedomoon, en lokale groepen zoals Digital Dance.
De scène is kosmopolitisch, en natuurlijk ook arty, bestaande uit estheten en intellectuelen vol ambitie en hoogmoed, die een internationaal avant-garde netwerk zullen uitwerken. Annik Honoré en Michel Duval zullen op die manier een essentiële relatie ontwikkelen met het label Factory uit Manchester (en ook met andere labels zoals Postcard, New Hormones en Rough Trade), die zal leiden tot de lancering van een parallel label, Factory Benelux, samen met de baas Tony Wilson. Het wordt een model waarop ze zich later zullen baseren (met de grafisch designer Benoît Hennebert) voor hun eigen structuur, genaamd Les Disques du Crépuscule. Hun eerste release, de cassette From Brussels With Love, wordt een toonbeeld van hun benadering, door klassieke hedendaagse muziek samen te brengen met rock, pop en twee interviews, de ene met Brian Eno en de andere met Jeanne Moreau. Het wordt het begin van een eclectische cataloog, met een nauwkeurig uitgewerkt evenwicht tussen lokaal en internationaal, zowel in de activiteiten als in de keuze van de artiesten, en geünificeerd dankzij de typische grafische identiteit van de hoesjes en affiches uitgewerkt door Benoît Hennebert.
Michel Duval herinnert zich deze periode in Brussel als een tijd met veel wedijver, nieuwsgierigheid en uiterst innoverende jonge artiesten. Onder deze artiesten was er Marc Hollander, reeds medeoprichter samen met Vincent Kennis van de moeilijk te klasseren groep Aksak Maboul. Hij zal op zijn beurt ook de uitdaging aangaan door in 1981 het label Crammed Discs op te richten. Zijn keuzes zullen ook variëren van avant-garde Engelse post-punk (People In Control, Family Fodder, Colin Newman van Wire, enz.) tot de Belgische excentrieke scène (Julverne, Les Tueurs de la lune de miel of zijn eigen project Aksak Maboul) maar hij zal ook een zwak hebben voor rondreizende expats (de Israëliërs van Minimal Compact, de Amerikanen van Tuxedomoon, enz.). Buiten deze eclectische producties, zal Crammed Discs in 1983 de reeks Made To Measure lanceren die tot dan toe zelden uitgegeven instrumentale muziek zal uitbrengen zoals toneelmuziek (voor theater of film), denkbeeldige filmmuziek of transposities van poëzie van Samy Birnbach & Benjamin Lew.
Sub Rosa zal zich ook baseren op het anthologieprincipe, het verzamelen van gekozen nummers. De oprichters Guy-Marc Hinant en Frédéric Walheer, voorheen actief in experimentele groepen zoals Kaa Antilope of Pseudocode, gaan het label inwijden met een reeks compilaties van internationale en alternatieve avant-garde nummers, gerangschikt volgens thema. De collectie Myths, omvat de deelname van muzikanten zoals Mark Stewart + Maffia, Camberwell Now, Martyn Bates, SPK maar ook schrijvers zoals William Burroughs of geluidsmateriaal zoals een Tibetaans boeddhistisch ritueel. Het derde volume, « la nouvelle sérénité », omschrijft een jonge muzikale scène die tot dan toe ontsnapte aan de classificatie, met componisten zoals Gavin Bryars, Harold Budd en Jon Hassell. Naast deze « normale » producties, zet het label tot vandaag de dag deze benadering verder, gefocust op avant-garde muziek in de brede zin, geluidsarchieven, litteratuur, die we later in de a-chronologische reeks Anthology of Noise & Electronic music terugvinden.
Ook al is Igloo tegenwoordig meer gekend als een jazz label, werd het ook in 1978 opgestart met een eclectische intentie, het verkennen van de meest obscure kanten van avant-garde, zowel in het domein van elektronische muziek (Leo Küpper, André Stordeur, Henri Pousseur, enz.) als improvisatie (Fred Van Hove), hedendaagse muziek (Walter Hus), experimentele muziek (Godfried-Willem Raes, John Van Rymenant) en geluidspoëzie (Henri Chopin).
Paradoxaal genoeg is de periode die het meest naar buiten toe gericht is ook de meest « Belgische », en dit zal ook in het buitenland zo worden gezien. Alsof de assimilatie van de kruisingen die van dit klein land een draaischijf maakten ook terug te vinden was op cultureel vlak.
Benoit Deuxant